Beschrijving van plantagie-gewassen, die men in hoven aankweekt, zo om te dienen tot sieraad bij het maaken van laanen, cingels, heggen, berçeaux, kabinetten, pyramiden, slinger-boschjes enz., als tot huishoudelijk gebruik ... / Door Johann Hermann Knoop.

  • Knoop, Johann Hermann, 1700?-1769.
Date:
1790
Catalogue details

Licence: Public Domain Mark

Credit: Beschrijving van plantagie-gewassen, die men in hoven aankweekt, zo om te dienen tot sieraad bij het maaken van laanen, cingels, heggen, berçeaux, kabinetten, pyramiden, slinger-boschjes enz., als tot huishoudelijk gebruik ... / Door Johann Hermann Knoop. Source: Wellcome Collection.

    20/96 (page 16)
    VAN \ §• CÖLUTEA-BOOM' Dit Heèfteragtige Böoiti-geWas word genoemt in het iV/* I % derduitjeby Co\\xtt2i. Lbmbartfche Linfen. Linfe-boora. Sene-boora. Latynfch' I Jf Colutea. Colutea vefi'caria. Hoogduitfeb, Schaf-Linfen. Welfche-Linfen. VVel- ^ fche-Senes-baum. JdUfen-baum. Falfche-Scnes-baum. Franfcb^ Baguenaudier. Engelfcb, Baftaatd-Sena. Deenfcb^ Cölütea. Weite-Senes-Tr$, Zvoeedfeb, Colutea. Daar is maar een Europeefche zoort van dit Gewas, het welk van de Kruid-kenners genoemt wbrd: _ Colutea veficaria. C. B. Pin. 390. j. Bauk i. 38b. Tournef. Infl. 649. Poe'rb. J. A. 2. 79; Colutea. Dodon. Colutea Theophrafti. Lob. Colutea folrolis obverfé cordatis, caule arboreo. Linn. H. Cliff. 2^5. Hort. Upf 228. Roj. Prodr. 374. Van deze is nog een mede-zoort of verandering, alleen maar van de gemelde verfchillende, daar in, dat haafe Blaasjes, of Peulen, daar het Zaad in voorkomt, roodagtig zyn; daar zynooknogee- nige uitlahdfche zborceii. §. 2. Dit Gewas groeit natuurlyk in Ongarien, Italien^ Provence ^ Languedoc. en el- ders in Bergagtige plaatzen, hier te Lande word het zelve alleen door de cultuur voortgezet. §. 3. Het zelve bemint een goede, drooge, lieffl: zandagtige Aarde, en verdraagt onze Winter- koude. Wat bejaard geworden zyndé, zeerwel. §. 4' W^brd van het Zaad voortgeteelt, het welk, tot kiemens toe, in vogt Zand van te voren te meuken geftaan hebbendé, in het Voorjaar op een Bedde, op eeri lauwe voor winden befcherrade plaats, gezaait word; moe.ténde de opgekomene jonge Planten in de eerftvolgende Winters voor de Vorft wat met eenig Loof of Stroo tusfehen in, of met houten Luikeri boven dezelve te leggen ' ' gedekt worden, om dat ze anders ligt dood vriezen, daar na 3, 4 é 5 Jaren oud zynde, kan nien ze planten daar m en begeert. Edog Ze worden gemakkelykker vermeerdert; door de jonge by de Wortels üitgekomene Spruiten die ze dikwils overvloedig voortbrengen, of anders kan men zodanige verkrygen door middel van het by de grond affnyden van een bejaarde Boom of Struik. §. 5. Men plant deze Boom in de Tuinen of in Bosquets om de verandering van Gewasfen en wel inzonderheid om de fchone geele Bloemen die deze Boom in de May-Maand voortbrengt waar óf) dikke, opgeblazene Peulen volgen* die een Jaar lang kunnen hangen blyven eer ze afvallen. VAN D Ê §. I. >^ISTUS-LEDON. OF WILDE ROZEMARYN. Dit Heefler-gewas word genaamt I mhtt Nederduitfebi Ciftus-Ledon met Rozemaryn bladen. Wilde Rozemaryn. La- V—> tynfcby Rofmarinum fylveftre. Hoogduitfeby Wilde Rozemaryn. Poft. Franfcby Rofmarin fauvagie. Engelfchy Wild Rozemarin-Tree. Deenfcby Vild Rozèmarin. Zwsedfeb^ Squatram. Sqiiatra. §. 2. Daar worden twee zoorten van gevonden, als: . I. De GROOTE wilde ROZEMARYN. Ciftus Ledon foliis Rofmarini ferrugineis. C. B. Pin. 467. Rofmarinus fylveftris quorundam. J. Batib. 2. 23. Rofmarinus fylveftris. Dodon. Ledum foliis Rofmarini alterum. Lob. Ledum Silefiacura. Cluf. Heft. Ledum. Linn. Flor. Lapp. 160. Ledum foliis linearibus fubtus hirfutis, ftoribus corymbofis. Linn. Flor. fuec. 24-1. Mat.med. 210. 2. De kleine wilde ROZEMARYN. Ciftus I.edon foliis Salicis anguftifoliae. C. B. Pin. 463. Roftnarinus fylveftris, aofjuoy Clufio. J. Baub. 2. 24. ^ Chamaerhododendros montana Allobrogum Lentifci, folio. Lob. §. 3. Dezelve groeijen natuurlyk in de vogte Broek- en Bolch-agtige plaatzen van Silejieny Bobe- vieny Polen, Pruisfeben, Mo/covien, Zweden,^ enz. §. 4. Bemint een aangename, goede, zandige en wat vogtige Grond,- eneenopeneof ook wat fchaduwagtigc ftaadplaats. _ §. 5. Word door Scheuring of ook door Inlegging in de gewoOnlyke Plant-tydt, in het Voorjaar, vermeerdert. §. 6. Deszelfs gebruik in de Tuinen is weinig; men plant ze alleen om de verandering van,Ge- wasfen, hier of daar in de Tuinen, in de Bosquets, of elders. De